|
1
2
3
4
5
|
1) | Voorts1) dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere2) Jezus, gelijk gij van ons ontvangen3) hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij daarin meer overvloedig wordt. |
2) | Want gij weet, wat4) bevelen wij u gegeven hebben door5) den Heere Jezus. |
3) | Want dit is de6) wil van God, uw heiligmaking:7) dat gij u onthoudt van de hoererij; |
4) | Dat een iegelijk van u wete zijn8) vat te bezitten in heiligmaking en eer;9) |
5) | Niet in kwade10) beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, die God niet kennen.11) |
6) | Dat niemand zijn broeder vertrede,12) noch bedriege13) in zijn handeling; want de Heere is een wreker over dit alles, gelijk wij u ook te voren gezegd en betuigd hebben. |
7) | Want God heeft ons niet geroepen tot onreinigheid, maar tot heiligmaking.14) |
8) | Zo dan die dit15) verwerpt, die verwerpt geen16) mens, maar God, Die ook Zijn Heiligen Geest in17) ons heeft gegeven. |
9) | Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node, dat ik u schrijve; want gijzelven zijt van God18) geleerd om elkander lief te hebben. |
10) | Want gij doet19) ook hetzelfde aan al de broederen, die in geheel Macedonie zijn. Maar wij vermanen u, broeders, dat gij meer overvloedig wordt; |
11) | En dat gij u benaarstigt20) stil te zijn, en uw eigen dingen te doen, en te werken met21) uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; |
12) | Opdat gij eerlijk22) wandelt bij degenen, die23) buiten zijn, en geen24) ding van node hebt. |
13) | Doch, broeders, ik wil niet, dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen25) zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk26) als de anderen, die geen hoop hebben.27) |
14) | Want indien28) wij geloven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, weder29) brengen met30) Hem. |
15) | Want dat zeggen wij u door31) het Woord des Heeren, dat wij, die32) levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen33) degenen, die ontslapen zijn. |
16) | Want de Heere Zelf zal met een geroep,34) met de stem35) des archangels,36) en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus37) gestorven zijn, zullen eerst opstaan; |
17) | Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen38) worden in de wolken,39) den Heere tegemoet, in de lucht;40) en alzo zullen wij altijd met den Heere41) wezen. |
18) | Zo dan, vertroost elkander met42) deze woorden. |